Piazza di Santa Maria Novella, 18
Neem de straat aan de achterkant van San Lorenzo, Via del Canto dei Nelli, en ga links in de richting van de Arno, langs Piazza di Madonna degli Aldobrandini en door Via del Giglio tot aan Via dei Banchi. Sla rechtsaf en stap door tot Piazza di Santa Maria Novella.
Dit is de dertiende stop: Santa Maria Novella.
Santa Maria Novella is het kloostercomplex met bijhorende kerk van de dominicanenmonniken. De kerk vormt de westelijke grens van het oude Florence, terwijl Santa Croce, de kerk van de franciscanen, het oosten van de stad afbakent.
De afstand tussen beide kerken? Minder dan anderhalve kilometer; in ongeveer 15 à 20 minuten wandel je dus van de ene uithoek van de stad naar de andere. Bovendien hoefde je geen hellingen te overwinnen en was de binnenstad voorzien van voldoende brede straten en piazza’s, waardoor de uitwisseling van mensen, goederen, en dus ook ideeën, bijzonder vlot verliep. Ook dat aspect, de lay-out van de stad, droeg bij aan het dynamische, creatieve klimaat dat er in de 15de eeuw heerste.
Maar nu even terug naar Santa Maria Novella. De bouw van de kerk ving aan in 1246 en luidde het begin in van een reeks architecturale ingrepen die Florence een ander gezicht gaven, zoals de Duomo, het Palazzo Vecchio, de Santa Croce-kerk en het Bargello.
Het eerste wat in het oog springt, is uiteraard de magnifieke kerkgevel, volgens velen een van de mooiste op aarde. De werken aan de gevel begonnen in 1350, maar door geldgebrek kon men enkel het onderste gedeelte voltooien.
Honderd jaar lang bleef de gevel in zijn onafgewerkte staat de buurtbewoners en devote kerkgangers irriteren, tot de rijke ondernemer Giovanni Rucellai zich met de zaken kwam moeien. Hij legde de nodige fondsen op tafel en stelde de architect, schrijver en uomo universale Leon Battista Alberti aan om de kerk de gevel te schenken die ze verdiende.
Een aantal elementen verwijzen naar Giovanni Rucellai, zoals het opschrift onder de kroonlijst dat begint met IOHANES ORICELLARIUS, gevolgd door een reeks Latijnse afkortingen, te vertalen als: Giovanni Rucellai, zoon van Paolo, het gezegende jaar 1470. Net onder de sierlijst in het midden zie je een patroon van opbollende zeilen. Dat is een verwijzing naar het wapenschild van de familie Rucellai, een leeuw boven op de golven. Het wapenschild zelf bevindt zich aan de twee uiterste zijden van de sierlijst.
Binnen in de kerk valt er ook heel wat moois te ontdekken, zoals de Cappella di Filippo Strozzi met fresco’s van Filippino Lippi; de Cappella Maggiore met fresco’s van Domenico Ghirlandaio; en het Chiostro Verde (in de kloostertuin) met fresco’s van Paolo Uccello. Bovendien bevindt zich in de Cappella Gondi het houten kruisbeeld dat Brunelleschi ontwierp als antwoord op dat van zijn vriend Donatello in de Santa Croce-kerk.
Speciale aandacht verdient de frescoschildering Trinità (Heilige Drie-eenheid) van Masaccio, geschilderd tussen 1425 en 1428. Het is een sleutelwerk van onze Westerse kunstgeschiedenis en wordt vandaag beschouwd als het eerste renaissancekunstwerk, onder meer omdat de jonge kunstenaar voor het eerst de wiskundige wetten van het perspectief toepaste in de schilderkunst, een methode die hij hoogstwaarschijnlijk had opgepikt van zijn vriend, de architect Filippo Brunelleschi.
Je kent het trucje vast wel: je plaatst een punt op wat de horizon van je tekening hoort te zijn, het verdwijnpunt genoemd, en je laat vervolgens alle denkbeeldige evenwijdige lijnen van huizen, straten, omheiningen in dat punt samenkomen. Op die manier creëer je op een geloofwaardige manier diepte op een plat vlak.
De gevolgen van dit nieuwe technische hulpmiddel waren groot, niet alleen op technisch vlak, maar ook qua compositie en onderwerp. Doordat kunstenaars beter in staat waren diepte af te beelden, werd het voor hen aanlokkelijker om te experimenteren met weidse landschappen, ingewikkelde gebouwen en grootse ruimtelijke scènes.
Je ziet dat ook in dit fresco. Masaccio maakte optimaal gebruik van de nieuwe mogelijkheden die deze nieuwe methode hem schonk door als decor een kapel te kiezen voorzien van zuilen en een dak, en door van zijn personages massieve, hoekige figuren te maken, net beeldhouwwerken. Zowel de figuren als het decor versterken zo het gevoel van diepgang en volume dat de kunstenaar wilde weergeven. Mogelijk koos de opdrachtgever voor zo’n kapel-compositie omdat het schilderen ervan een stuk goedkoper is dan in de kerk een concessie voor een echte kapel aan te kopen en die vervolgens volledig in te richten.