Piazza di San Giovanni
Begin bij Piazza di San Giovanni, tussen de hoofdingang van de kathedraal en de doopkapel.
Dit is onze eerste stop, de Paradijspoort op Piazza San Giovanni.
Wandel eerst even rond de doopkapel. Je zult zien dat dit gebouw drie portalen heeft. De Porta del Paradiso, of paradijspoort, is het portaal aan de oostkant, de blinkende gouden deuren recht tegenover de ingang van de kathedraal van Florence.
De doopkapel is een van de oudste gebouwen van Florence. Waarschijnlijk dateert ze uit de vierde of vijfde eeuw na Christus, waarna ze in de elfde en begin twaalfde eeuw helemaal verbouwd werd tot in haar huidige staat.
De portalen decoreren was op dat moment nog niet aan de orde. Daarmee wachtten de Florentijnen tot 1330. Toen gaven ze aan Andrea Pisano de opdracht om het zuidportaal te versieren met taferelen uit het leven van Johannes de Doper.
Hoogstwaarschijnlijk was men van plan om meteen daarna de overige portalen aan te pakken. Maar onder meer door de verwoestende impact van de pest in 1348 stelde men de werken vijfenzestig jaar uit tot 1401, het begin van Florences gouden 15de eeuw.
Andrea Pisano was toen al gestorven, dus moest er een andere kunstenaar aangesteld worden. Om te bepalen wie dat zou worden, schreef de gilde van de lakenhandelaars een wedstrijd uit. In die tijd was het niet gebruikelijk om via competities opdrachten toe te wijzen, maar de methode sloeg blijkbaar aan, want de Florentijnen zouden er zich de komende jaren nog regelmatig van bedienen. En terecht, want, zoals we zullen zien, het was een uitstekende manier om nieuw talent op te sporen.
Het organiseren van zo’n kunstwedstrijd was op zich al merkwaardig, maar nog vreemder was de timing ervan, want Florence bevond zich in 1401 op de rand van de afgrond. Gian Galeazzo Visconti, de graaf van Milaan, maakte aanstalten om Florence binnen te vallen, de Florentijnse economie was door die oorlogsdreiging stilgevallen en het jaar daarvoor had de pest aan maar liefst 10.000 Florentijnen het leven gekost. Niet het meest geschikte moment om grote en dure evenementen te organiseren, zou je denken, maar dat lieten de Florentijnen niet aan hun hart komen.
Om de kunstwedstrijd in goede banen te leiden werd een brede jury aangesteld met onder meer Giovanni di Bicci de’ Medici, de stichter van de opkomende Medici-bank. Die jury stelde eerst een uitgebreide briefing op, maakte uit de lijst van kandidaten een eerste selectie en gaf aan die kunstenaars de opdracht een bronzen reliëf te creëren over het bekende Bijbelse verhaal van het offer van Izaak.
Na een jaar dienden de kandidaten hun ontwerp in. Meteen werd het duidelijk dat twee ontwerpen boven de andere uitstaken. Niet die van de bekende, gevestigde waarden, maar die van twee nieuwelingen: Lorenzo Ghiberti en Filippo Brunelleschi. De ene, Brunelleschi, was vierentwintig jaar oud. De andere, Ghiberti, was nog een jaar jonger en was zelfs nog niet ingeschreven als goudsmid.
Dat Ghiberti en Brunelleschi de beste proefontwerpen hadden gemaakt, was voor de jury een uitgemaakte zaak. Maar wie van beide het verdiende om deze felbegeerde opdracht te winnen, was een veel moeilijkere kwestie.
Maandenlang werd er gediscussieerd en iedere Florentijn had er wel een mening over. Tot de jury finaal dan toch een beslissing nam, en, zoals dat wel vaker gebeurt, een compromis uit zijn hoed toverde. Ghiberti werd uitgeroepen tot winnaar, mogelijk omdat zijn manier van werken minder brons vergde en dus goedkoper was, maar beide heren mochten de opdracht samen uitvoeren.
Tot ieders verbazing weigerde Brunelleschi voor de eer. Je moet je voorstellen: Brunelleschi kreeg als nieuweling een opdracht aangeboden waaraan hij zijn hele leven zou werken en die hem waarschijnlijk eeuwige roem en bijhorende rijkdom zou opleveren. Maar ja, Brunelleschi was, en dat is nog heel licht uitgedrukt, eigenzinnig van karakter. Hij hield niet van samenwerken, en al helemaal niet aan het ontwerp van een ander. En dus liet hij deze kans aan zich voorbijgaan. Met als gevolg dat Ghiberti de opdracht in zijn eentje mocht uitvoeren. Wel, niet echt in zijn eentje natuurlijk, want hij werd tijdens de werken ondersteund door een uitgebreid team van assistenten en leerjongens.
De decoratie van de twee portalen werd Ghiberti’s magnum opus. Heel zijn carrière lang, ongeveer vijftig jaar, heeft hij eraan gewerkt, eerst het noordportaal en vervolgens het oostportaal. Maar ook Brunelleschi heeft de wedstrijd geen windeieren gelegd, want door deze wedstrijd werd hij op slag bekend in Florence en omstreken.
En zonder deze kunstwedstrijd? Hoe zou hun carrière dan verlopen zijn? We kunnen natuurlijk geen voorspellingen doen. Beide heren waren ambitieus en bijzonder begaafd – ook zonder deze wedstrijd zouden ze een succesvolle loopbaan als kunstenaar, ingenieur of architect hebben uitgebouwd. Maar of het allemaal zo groots en roemrijk zou zijn geweest, is twijfelachtig. Want deze kunstwedstrijd was voor hen een unieke kans om een prestigieuze opdracht in de wacht te slepen en razendsnel naam te maken.
En de naam ‘Porta del Paradiso’? Michelangelo vond de oostelijke poorten het mooiste wat hij ooit gezien had – mooi genoeg om de poorten van het paradijs te sieren, zou hij gezegd hebben.
Maar er bestaat nog een andere, veel prozaïschere uitleg. De paradijspoorten gaven uit op een begraafplaats die gekneld lag tussen het baptisterium en de kathedraal, en die ‘Il Paradiso’ heette. Vandaar de naam ‘Paradijspoorten’.
Ghiberti heeft zichzelf trouwens afgebeeld op de Paradijspoorten. Op de rand van de linkerpoort zie je allerlei kleine, fijnzinnig gestileerde hoofdjes. Dat van Ghiberti bevindt zich op de rechterrand van de linkerpoort, het vierde van boven, de man met die blinkende kale knikker.